Komend weekend is het weer zo ver: de wintertijd gaat in en de klok gaat een uur achteruit. Dit betekent een uurtje langer slapen. De één merkt er niets van terwijl voor een ander het slaapritme helemaal overhoop kan liggen.
Biologisch ritme
Ons biologisch slaapritme wordt aangestuurd door een gebied in de hersenen. Deze biologische klok zorgt er bijvoorbeeld voor dat je op ongeveer de zelfde tijden slaapt en wakker bent. Omdat het ritme van de biologische klok eigenlijk iets langer dan 24 uur duurt is het vaak iets makkelijker om je aan te passen aan de wintertijd (dan wordt de dag langer) dan aan de zomertijd (dan wordt de dag korter). Het ritme kan per persoon verschillen. Avondmensen gaan graag wat later naar bed en hebben vaak moeite om vroeg op te staan. Uit onderzoek blijkt dat vooral avondmensen last hebben om zich aan te passen naar een nieuwe tijd.
Daglicht
De biologische klok heeft onder andere licht nodig om het ritme aan te houden. Hierbij spelen allerlei hormonen een rol, zoals het hormoon melatonine. Zodra het donker wordt maakt de pijnappelklier, een kleine klier aan de achterkant van de hersenen, melatonine aan en geeft dit af in het bloed. Het lichaam krijgt dan een seintje dat het tijd is om te gaan slapen. Tegen de ochtend, als het licht wordt, neemt de aanmaak van melatonine weer af en word je vanzelf wakker. Dat er in de winter minder daglicht is kan dit bij sommigen voor lusteloosheid en depressieve gevoelens zorgen.
Tips
Om de overgang naar de wintertijd soepel te laten verlopen kun je het licht alvast dimmen voor het slapengaan. Kijk niet meer naar een scherm vlak voordat je naar bed gaat en start een uur voor bedtijd met je gebruikelijke rituelen. Doe als je wakker wordt in de ochtend meteen de gordijnen open en zet veel lampen aan.